Summary - Legal Issues Surrounding Maritime Counterdrug Operations and the Related Question of Detention as Highlighted in the Medvedyev and Others v. France Decision of the European Court of Human Rights

This study starts from a recent judgment of the European Court of Human Rights regarding the legality of the detention of some individuals arrested within the framework of a maritime counter narcotics trafficking operation, carried out by a French war ship. The case presents several interesting aspects concerning international maritime law and human rights law. In view of that, the article addresses a number of situations in which the law of the sea allows a warship to visit and search a foreign ship on the high sea, including numerous references to relevant treaties and related procedures. Therefore, the article considers many different contexts in which the UN Convention on the Law of the Sea (Montego Bay 1982) and the UN Convention against Illicit Traffic in Narcotic Drugs and Psychotropic Substances (Vienna, 1988) admit the visit of merchant ships by foreign war ships, upon the request of the flag State and with its consent, respectively. The study then illustrates the most recent international instruments on the topic, which introduce, as an opt-in clause, a presumption of consent to the “visit” in the absence of a negative reply by the flag state of the merchant ship concerned within a predetermined period of time. The article also examines various aspects specifically associated to the prohibition of arbitrary detention and related requirements for the determination of the circumstances in which an individual can be lawfully detained, according to article 5(1) of the European Convention on Human Rights. These requirements were not satisfied in the case concerned. The latter was in fact governed by a French law (implementing the 1988 Vienna Convention), which generically permitted the adoption of “other coercive measures” by French forces, as provided “by international law”. In this respect, the Court held that the Vienna Convention provisions, to which the national legislation referred, were too vague for constituting the legal basis for the custody of cargo’s crewmembers, according to the conditions for detention established in the European Convention on Human Rights.

Résumé - Aspects juridiques des opérations maritimes antidrogue et la question de la détention qui y est liée tel que le souligne la Cour européenne des droits de l’Homme dans son arrêt Medvedyev et autres c. France

Le présent article s’appuie sur un arrêt récent de la Cour européenne des Droits de l’Homme concernant la légalité de la détention de certains individus dans le cadre d’une opération de lutte contre la drogue menée par un navire de guerre français. Cette affaire présente une série d’aspects intéressants relevant du droit international maritime et des droits de l’homme. Partant de cet arrêt, l’article expose un nombre de situations où le droit maritime autorise un navire de guerre à arraisonner un navire étranger et à le visiter en haute mer et se réfère à différents traités et procédures connexes applicables en l’espèce. L’auteur analyse plusieurs contextes différents dans lesquels la Convention de l’ONU sur le droit de la mer (Montego Bay, 1982) et la Convention de l’ONU contre le trafic illicite de stupéfiants et de substances psychotropes (Vienne, 1988) autorisent les navires de guerre à arraisonner des navires de la marine marchande, à la demande et respectivement avec l’autorisation de l’état du pavillon. Plus loin l’article commente les instruments internationaux les plus récents dans ce domaine, qui introduisent une présomption d’autorisation à arraisonner un navire sous la forme d’une clause d’acceptation expresse (“optin”), lorsque l’état du pavillon ne réagit pas à la demande dans un délai donné. En outre, l’article examine différents aspects spécifiquement liés à l’interdiction de détention arbitraire et les conditions de détention légitime sur la base de l’article 5, alinéa premier, de la Convention européenne des Droits de l’Homme (CEDH). Ces conditions n’étaient pas remplies dans l’affaire évoquée ci-dessus. En fait, dans cette affaire la loi française qui met en oeuvre la convention de Vienne a été appliquée. Cette loi autorise les troupes françaises à exécuter d’autres « mesures de coercition », tel que prévu par le droit international. A cet égard la Cour a jugé que les dispositions de la Convention de Vienne, auxquelles la législation nationale faisait référence, étaient trop vagues pour conférer une base juridique à la détention de l’équipage, au sens de l’article 5 de la CEDH.

Samenvatting - Juridische aspecten van maritieme anti-drugsoperaties en de daarmee verbonden vraag van detentie zoals benadrukt in de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Medvedyev en anderen t. Frankrijk

Uitgangspunt van dit artikel is een recente uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens inzake de rechtmatigheid van de detentie van enkele individuen in het kader van een drugsbestrijdingoperatie, uitgevoerd door een Frans oorlogsschip. De zaak bevat een aantal interessante aspecten van internationaal zeerecht en mensenrechten. Tegen deze achtergrond bespreekt dit artikel een aantal situaties waarin het zeerecht een oorlogsschip toestaat om op volle zee een vreemd schip aan te houden en te doorzoeken, en verwijst naar verschillende verdragen en daarmee samenhangende procedures. Het artikel analyseert een groot aantal verschillende contexten waarin het VN Zeerechtverdrag (Montego Bay, 1982) en het VN Verdrag tegen Sluikhandel in Verdovende Middelen en Psychotrope Stoffen (Wenen, 1988) het aanhouden van koopvaardijschepen door oorlogsschepen toestaan, op verzoek respectievelijk met instemming van de vlaggenstaat. Het artikel bespreekt vervolgens de meest recente internationale instrumenten op dit gebied die, in de vorm van een “opt-in” clausule, een presumptie van instemming met aanhouding invoeren wanneer de vlaggenstaat niet binnen een bepaalde termijn afwijzend reageert op een verzoek. Ook worden verschillende aspecten die specifiek samenhangen met het verbod op arbitraire detentie en aanverwante vereisten voor rechtmatige detentie op grond van artikel 5, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onderzocht. Aan deze vereisten was in de zaak die wordt besproken niet voldaan. In dat geval werd de Franse wet die het Verdrag van Wenen implementeerde toegepast, die in algemene zin het nemen van “ gepaste maatregelen” door Franse troepen toestond in overeenstemming met internationaal recht. In dit verband oordeelde het Hof dat de bepalingen van het Verdrag van Wenen, waarnaar de nationale wetgeving verwees, te vaag waren om als rechtsbasis in de zin van artikel 5 EVRM te kunnen dienen voor de detentie van de bemanning.

Zusammenfassung - Juristische Aspekte maritimer Anti-Drogen-Operationen und die damit zusammenhängende Frage der Inhaftierung, wie im Urteil des Europäischen Gerichtshofes für Menschenrechte in der Sache Medvedyev und andere gegen Frankreich hervorgehoben

Ausgangspunkt dieses Artikels ist ein Urteil neueren Datums des Europäischen Gerichtshofes für Menschenrechte bezüglich der Rechtmäßigkeit der Inhaftierung einiger Individuen im Rahmen einer von einem französischen Kriegsschiff durchgeführten Rauschgiftbekämpfungsoperation. Die Sache umfasst mehrere interessante Aspekte in Bezug auf internationales Seerecht und Menschenrechte. Vor diesem Hintergrund werden in diesem Artikel einige Situationen erörtert, in denen das Seerecht einem Kriegsschiff erlaubt, ein ausländisches Schiff auf hoher See anzuhalten und zu durchsuchen, wobei auf verschiedene Verträge und damit zusammenhängende Verfahren verwiesen wird. Der Artikel analysiert eine groß Zahl verschiedener Kontexte, in denen das Seerechtsübereinkommen der Vereinten Nationen (Montego Bay, 1982) und das Übereinkommen der Vereinten Nationen gegen den unerlaubten Verkehr mit Suchtstoffen und psychotropen Stoffen (Wien, 1988) das Anhalten von Handelsschiffen durch ausländische Kriegsschiffe, auf Ersuchen bzw. mit Erlaubnis des Flaggenstaates, zulassen. Danach erörtert der Artikel die neuesten internationalen Instrumente in diesem Bereich, die, mangels einer negativen Antwort des Flaggenstaates des betreffenden Handelsschiffes innerhalb einer bestimmten Frist, eine Vermutung der Zustimmung zum Anhalten eines Schiffes einführen, und zwar in Form einer “Opt-in”-Klausel. Auch werden verschiedene spezifisch mit dem Verbot der willkürlichen Inhaftierung zusammenhängende Aspekte und die Voraussetzungen für die rechtmäßige Inhaftierung aufgrund von Artikel 5, Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention (EMRK) untersucht. Diese Voraussetzungen wurden in vorgenannter Sache nicht erfüllt. In diesem Fall wurde das französische Gesetz zur Ausführung des Wiener Übereinkommens angewandt, das im Allgemeinen das Ergreifen “geeigneter Maßnahmen” durch französische Truppen in Übereinstimmung mit internationalem Recht zuließ. In diesem Zusammenhang urteilte der Gerichtshof, dass die Bestimmungen des Wiener Übereinkommens, auf die die nationale Gesetzgebung verwies, zu vage waren, um als rechtliche Grundlage im Sinne von Artikel 5 EMRK für die Inhaftierung der Besatzung in Betracht zu kommen.

Riassunto - Problematiche giuridiche circa le operazioni marittime di contrasto al narcotraffico e la relativa questione della detenzione alla luce della sentenza Medvedyev e altri c. Francia della Corte Europea dei Diritti dell’Uomo

Lo studio prende spunto da una recente decisione della Corte Europea dei Diritti dell’Uomo sulla legalità della detenzione di alcuni individui fermati nell’ambito di una operazione di contrasto del traffico di stupefacenti via mare, portata a termine da parte di una nave da guerra francese. La vicenda presenta diversi profili di interesse sul piano del diritto internazionale marittimo e dei diritti dell’uomo. Tali implicazioni hanno giustificato una vasta disamina delle situazioni nelle quali il diritto del mare consente e prevede la visita di una nave battente la bandiera di uno Stato diverso da quello che interviene, con ampio riferimento ai differenti strumenti convenzionali ed alle procedure da questi apprestati. Sono stati pertanto esposti differenti contesti nei quali la Convenzione delle Nazioni Unite sul diritto del mare (Montego Bay, 1982) e la Convenzione delle Nazioni Unite sul contrasto al narcotraffico (Vienna, 1988) ammettono la visita di navi mercantili da parte di navi da guerra straniere, rispettivamente a richiesta dello Stato di bandiera o con il consenso di questo. Sono stati in seguito esposti i più recenti strumenti convenzionali che introducono, in forma opzionale, presunzioni di prestazione del consenso allo scadere, senza espresse manifestazioni di diniego, di un termine stabilito ad horas. Lo studio esamina, quindi, gli aspetti più propriamente connessi al divieto di detenzione arbitraria e i necessari requisiti di determinatezza, ai sensi dell’art. 5, paragrafo 1 della Convenzione europea per la salvaguardia dei diritti dell’uomo, delle previsioni che dispongono la detenzione di un individuo. Requisiti che sono stati ritenuti non integrati nel caso di specie, in cui una normativa speciale di attuazione della Convenzione di Vienna del 1988 ammetteva genericamente le “altre misure coercitive” previste dal diritto internazionale. La Corte ha ritenuto che anche la previsione convenzionale, cui rinviava la legge di attuazione, nel prevedere l’adozione di “misure appropriate” nei confronti delle persone componenti l’equipaggio della nave visitata, fosse eccessivamente generica e non rispondente ai requisiti di determinatezza e prevedibilità delle ipotesi in cui è ammessa la detenzione di una persona.

Resumen - Aspectos jurídicos de las operaciones marítimas antidroga y la cuestión relativa de la detención como destacada en la sentencia Medvedyev y otros c. Francia del Tribunal Europeo de Derechos Humanos

El presente artículo parte de una sentencia reciente del Tribunal Europeo de Derechos Humanos relativa a la legalidad de la detención y del internamiento de ciertos individuos en el curso de una operación de lucha contra el tráfico ilícito de estupefacientes por un buque de guerra francés. Este asunto plantea una serie de problemas interesantes en el derecho internacional marítimo y los derechos humanos. Al comentar esta sentencia, el autor evidencia varias situaciones en las que el derecho marítimo autoriza un buque de guerra à abordar y visitar una nave extranjera en alta mar y hace referencia a diferentes tratados y los procedimientos relacionados. Analiza diferentes contextos en los que la Convención de la ONU sobre el derecho del mar (Montego Bay, 1982) y la Convención de la ONU sobre el tráfico ilícito de estupefacientes y sustancias sicotrópicas (Viena, 1988) autorizan los buques de guerra a abordar y visitar buques mercantes, a petición y respectivamente con autorización del Estado de pabellón. Más adelante, el artículo presenta los instrumentos internacionales más recientes, que introducen una presunción de autorización a abordar una nave, bajo la forma de una cláusula de autorización expresa (“opt-in”), cuando el Estado de pabellón no reacciona dentro de un cierto plazo. El artículo enfoca también diferentes aspectos específicos que se refieren a la prohibición de detener o internar a alguien de manera arbitraria y a las condiciones de detención e internamiento legítimos, de conformidad con al artículo 5.1. del Convenio Europeo de Derechos Humanos (CEDH). En el caso susodicho no estaban cumplidos los requisitos exigidos. En realidad, en este asunto se aplicó la ley francesa de implementación de la Convención de Viena, que permite a las tropas francesas ejecutar otros « medidas coercitivas» permitidas por el derecho internacional. A este propósito el tribunal estimó que las disposiciones de la Convención de Viena, a las cuales se refiere la ley nacional, son demasiado confusas para servir de fundamento jurídico a la detención provisional y al internamiento de la tripulación de conformidad con el artículo 5 de la CEDH.